Search form

Labo voor milieutoxicologie en aquatische ecologie (UGent)

Contact details
Traineeship proposition
Abstract
Testimony
Admin
 
Voorstel stage-onderwerp 2011-2012: Evolutionaire ecotoxicologie met de watervlo: genetische basis van tolerantie aan cadmium en cyanobacteria
Ons team aan het labo voor milieutoxicologie van de Universiteit Gent maakt gebruik van de watervlo (Daphnia) om de respons van zoetwater biota op chemische pollutie (bv. metalen) te bestuderen in het kader van klimaatsverandering. Zo stelden we onlangs vast dat watervlooien die toleranter zijn voor cadmium, ook toleranter zijn voor cyanobacteriën. Deze laatste gedijen zeer goed bij toenemende temperatuur en zullen meer en meer een probleem vormen voor ecosystemen in meren en rivieren door hun productie van toxines. In verder onderzoek, waar ook de student ingeschakeld zal worden, willen we de genetische basis van deze co-tolerantie achterhalen om op basis hiervan mogelijk andere co-toleranties te voorspellen. Naargelang de stand van het onderzoek kan dit qPCR van kandidaatgenen inhouden of het ontrafelen van promotorregio’s en copy number van genen die betrokken blijken te zijn bij de tolerantie. Er zijn verschillende mogelijkheden die besproken kunnen worden naargelang de voorkeur van de student.
 
Abstract Bachelor Project FBT 2020-2021: Effects of surfactants and microplastic on a cellular level

As microplastics are posing a challenging problem for the environment, the need grows for relevant studies on the effects on humans and (aquatic) animals. In these studies, surfactants are used to help dissolving the plastics. Therefore, it is crucial that these don’t have any toxic effect on the cells. The goal of this study is to determine the effects of detergents used in microplastic reference-materials separately and in combination with polyethylene microplastics (< 5 µm) on human colorectal adenocarcinoma (Caco-2) cells. Four surfactants will be tested: Triton X-100, Tween 80, sodium cholic acid, and sodium hexametaphosphate in order to find out which might be the best to use in microplastic research. To understand the effects of surfactants on the (physiology of the) cells, four different assays were used to determine the mitochondrial activity, total protein count, cell viability, and reactive oxygen species (ROS)-production. At first, cells were seeded at 20,000 cells/well in a multiwell plate and grown for 24 hours. Hereafter six replicates of a concentration range of surfactant ranging from 0.008 ppm to a maximum 50,000 ppm are exposed to the cells. After a 48 hour exposure period, the four assays were performed on the multiwell plates. The results for Triton X-100 show that starting from a concentration of 1.6 ppm, cells are still affected by the surfactant. Tween 80 and sodium cholic acid on the other hand only shows effects starting from a concentration of 200 ppm. Despite having the same toxicity, Tween 80 can bring more plastics into a solution than sodium cholic acid making it better to use in microplastic research. Sodium hexametaphosphate has low toxicity showing effects at only a concentration from 5,000 ppm, however the use of this surfactant is discouraged since it cannot dissolve plastics. No differences in the effects are observed between exposure to solely surfactant and surfactant combined with microplastics (< 5 µm). This might be caused by the low concentrations of plastic present in the lower concentrations of surfactant. In conclusion, the best surfactant out of the ones tested in this research would be Tween 80 due to its lower toxicity and ability to dissolve more plastics. However the surfactant still shows some toxicity at certain concentrations. In the future, it might be interesting to investigate some other surfactants such as Pluronic acid which are already being used in cell culture maintenance.

 

Abstract Bachelor Project FBT 2018-2019: EFFECTS OF THE ANTIDEPRESSANT CITALOPRAM ON THE COPEPOD NITOCRA SPINIPES: FROM INDIVIDUALS TO POPULATIONS
Citalopram is one of the most prescribed antidepressant in Europe. The effects of citalopram on copepods haven’t been studied before. Therefore, a study was conducted where the effects of citalopram was examined on a population of the harpacticoid copepod Nitocra spinipes. The aim of this study is to observe if citalopram has an environmental effect on N. spinipes. Before the main experiment was conducted, several smaller tests needed to be executed. The effect of pH was analyzed with an 48h acute toxicity test. Afterwards a reproduction test was preformed to comprehend the effect on the offspring of N. spinipes. When these tests were completed a population experiment was conducted where several concentrations of citalopram were tested on small populations of N. spinipes. A higher mortality rate was clearly visible in the 48h acute toxicity test when the organisms were present in an alkaline environment. Afterwards, in the reproduction test a slight increase was visible in the amount of offspring as the concentration of citalopram rose. The results of the population test indicated that there were significant more individuals at higher concentrations of citalopram. When the results of all the different test were compared we could conclude that citalopram has a higher toxicity in an alkalic environment and that this antidepressant has an increasing effect on the amount of offspring it produces. In the future, more research is needed to determinate the toxicity of citalopram in combination with other pharmaceuticals in combination with modeling.
 
Samenvatting eindwerk 2013-2014:
Wegens confidentialiteit kan de samenvatting niet gepubliceerd worden.
 
Samenvatting eindwerk 2011-2012: Genetische basis van tolerantie aan cadmium in een natuurlijke watervlo populatie
Al jaren wordt de Daphnia beschouwd als modelorganisme voor ecotoxicologie.  Dit doordat er veel verschillende soorten bestaan die aanpassingen aan de omgeving weerspiegelen en het organisme geografisch wijd verspreid is. Er werd ontdekt dat watervlooien die tolerant worden voor cadmium ook tolerant worden voor de aanwezigheid van de toxines van cyanobacteriën. Deze cyanobacteriën vindt men het meest in water met hogere temperaturen. Door de klimaatsveranderingennemen cyanobacteriën meer in van de meren en rivieren waar ze via hun toxineproductie de aanwezige ecosystemen kunnen verstoren.
In de huidige fase van het onderzoek wenst men de genetische basis die verband houdt met de tolerantie voor cadmium van de Europese watervlo Daphnia magna te bepalen om zo een beter inzicht te krijgen in de tolerantiemechanismen. Hierbij wil men ook nagaan in hoeverre deze mechanismen kunnen gelinkt worden aan de tolerantie voor cyanobacteriën.
Hiervoor heeft men een populatie van initieel 250 Daphnia met gelijk genotype opgekweekt en een acute toxiciteitstest met cadmium op uitgevoerd. De LC50 na 24u voor cadmium werd bepaald uit een voorafgaande test op een subset van deze populatie. Uit de uiteindelijke test op deze LC50 kon een onderscheid  worden gemaakt tussen de tien meest- en tien minst gevoelige klonen. De toxiciteitstest tweemaal uitvoeren op 190 klonen leverde een betrouwbaar resultaat op (<20% afwijking) voor 143 klonen. De gemiddelde mortaliteit loopt van 10% tot 100% waardoor de ranking op basis van gevoeligheid eenvoudig te maken was.
Wat nog rest te gebeuren is de tien meest- en tien minst gevoelige klonen voor cadmium op DNA-niveau te vergelijken om significante verschillen in het genoom te ontdekken. Deze verschillende regio’s kunnen uiteindelijk worden gesequeneerd om zo duidelijkheid te scheppen over het nut van deze verschillen in het genoom naar cadmiumtolerantie toe, wat de opheldering van de genetische basis van tolerantie aan cadmium in Daphnia magna oplevert.

Address

Coupure Links 653
9000 Gent
Belgium

Contacts

Traineeship supervisor
Karel De Schamphelaere
Traineeship supervisor
David Deruytter
Ilias Semmouri
ilias.semmouri@ugent.be
Maaike Vercauteren
Zoekopdracht
Klassiek
Via Map