Pages
Universitair Ziekenhuis Gent 24-uurslabo
Contact details
Traineeship proposition
Abstract
Testimony
Admin
Download Presentatie (1.55 MB)
Samenvatting eindwerk 2010-2011 (24 uurs labo): Validatie van de analyse van lichaamsvochten op XE-5000
De telling en differentiatie van lichaamsvochten in het 24-uurs laboratorium UZ Gent vormt regelmatig een probleem. De lichaamsvochten komen vaak binnen net na 17u en de analyses (bijvoorbeeld lumbaal vochtanalyse) dienen veelal te gebeuren op beperkte volumes. Bovendien zorgt de chemische samenstelling van het lichaamsvocht ervoor dat de morfologische eigenschappen van de cellen slechts kortstondig bewaard blijven. De analyse van deze lichaamsvochten dient dus snel te gebeuren. De ‘gouden standaard’ voor telling en differentiatie van de lichaamsvochten is microscopische analyse. Dit heeft echter als nadeel dat het heel arbeidsintensief is en dat gespecialiseerd personeel vereist is dat niet 24/7 beschikbaar kan zijn. Het zou dan ook interessant zijn om een geautomatiseerde analyse van cellen in lichaamsvochten te kunnen uitvoeren.
Eind mei 2010 werd de Sysmex XE-5000 in gebruik genomen in het 24-uurs laboratorium. Op deze hematologie celteller is een specifieke Body Fluid Mode aanwezig. Momenteel wordt deze mode gebruikt voor de celtelling van synoviaal vocht, pleuravocht en ascitesvocht. De celtelling van lumbaal vocht en peritoneaal dialysevocht gebeurt momenteel op de Sysmex UF-1000i, omdat deze beter presteerde in het lage gebied dan de Sysmex XE-2100 hematologie celteller, die tot vorig jaar in het laboratorium aanwezig was. Het zou nu interessant zijn om de celtelling van lumbaal vocht en peritoneaal dialysevocht ook te evalueren op de XE-5000. Op de XE-5000 kan een differentiatie worden uitgevoerd met polymorfonucleairen (PMN) en mononucleairen (MN) als rapporteerbare parameters. Een andere manier om de differentiatie van vochten te automatiseren is het gebruik van specifieke software op de digitale microscoop CellaVision. De vochtenmodule op XE-5000 en CellaVision werden in deze bachelorproef geëvalueerd op de analyse van lichaamsvochten die tijdens de stageperiode naar het laboratorium werden gestuurd.
Uit de resultaten blijkt dat de XE-5000 Body Fluid Mode bij lage WBC celaantallen (WBC < 50/µl) minder goed scoort dan de UF-1000i. Voor hogere WBC celaantallen geeft de XE-5000 betrouwbare resultaten. De lineariteit van de WBC telling kon aangetoond worden tot 100 000/µl, wat dan ook als uitbreiding van het meetbereik werd vastgelegd. Ook de resultaten van de differentiatie op XE-5000 zijn betrouwbaar. Het nadeel is dat er slechts een 2-ledige differentiatie wordt afgeleverd, waardoor het niet toepasbaar is voor alle staaltypes. De differentiatie van synoviaal vocht en wellicht ook peritoneaal dialysevocht zouden hier kunnen worden geautomatiseerd, mits het invoeren van een aantal validatieregels.
De differentiatie van pleuravocht en ascitesvocht werden meer bekeken op de CellaVision, waarbij vrij goede overeenkomst werd vastgesteld in vergelijking met de manuele methode.
Als conclusie kan gesteld worden dat de Body Fluid Modes op XE-5000 en CellaVision beide ingeschakeld kunnen worden in een meer doorgedreven standaardisatie en automatisatie van vochtenanalyse in het 24-uurs laboratorium. De celtelling van lumbaal vocht en peritoneaal dialysevocht blijven in eerste instantie wel behouden op de UF-1000i. De differentiatie van synoviaal vocht is overgeschakeld op XE-5000 en de differentiatie van ascitesvocht en pleuravocht zijn overgeschakeld op CellaVision.
Samenvatting eindwerk 2010-2011 (pathologische anatomie): Het verband tussen hippocampale afwijkingen en epilepsie onderzocht door middel van immuunhistochemie
Het eindwerk is gesitueerd in de wereld van de pathologische anatomie en wordt gebruikt om mee te werken aan een studie omtrent epilepsie. Het is de bedoeling om mee te helpen uitzoeken of dat er een relatie is tussen hippocampale afwijking en epilepsie. Daarnaast worden er ook vier merkers, MMP9, Haptoglobine, CD163 en clusterine, op punt gesteld om zo te kijken welk effect mesiale temporale kwab epilepsie heeft op de hippocampus.
In de literatuurstudie wordt er uitgelegd wat de hippocampus is en wat zijn functies en de mogelijke pathologieën zijn. Daarna wordt er uitleg gegeven over epilepsie, na de uitleg over epilepsie worden de merkers besproken, waaronder hun functie en plaats van voorkomen en dergelijke. Als laatste worden in de literatuurstudie de gebruikte methodes en de cyclus die het weefsel doorloopt kort toegelicht.
In materiaal en methodes wordt overlopen van welke materialen en toestellen er gebruik wordt gemaakt om de praktische kant van dit eindwerk te verwezenlijken. Ook is er een opsomming van de stalen en de gebruikte merkers met hun bijhorend secundair antilichaam.
Bij de resultaten wordt alles opgesplitst in de resultaten van het op punt stellen van de immunohistochemische kleuringen van de merkers en daarnaast de resultaten van de stalen die werden gekleurd met deze vier merkers. Deze lijn trekt zich door in de discussie en de conclusie.
Maar toch is er een algemeen besluit genomen, namelijk dat epilepsie veranderingen veroorzaakt in de neuronen van de hippocampus, maar ook in de microglia. Opvallend is dat deze veranderingen zich niet beperken tot alleen de hippocampus zelf, maar ook terug te vinden zijn in de witte stof rond de hippocampus.
Samenvatting eindwerk 2010-2011 (laboratorium voor metabole ziekten):
Bepalen van sacchariden en polyolen in urine en voeding met behulp van GC-MS
Dit werk beschrijft een methode om sacchariden en polyolen te detecteren met behulp van gaschromatografie-massaspectrometrie (GC-MS). De methode die nu wordt gebruikt is papierchromatografie wat zeer tijdrovend is en bovendien niet kwantitatief. Door gebruik te maken van de GC-MS kan een bepaling van sacchariden en polyolen sneller en nauwkeuriger gebeuren.
Het onderzoek naar stoornissen in het metabolisme van sacchariden en polyolen in urine is nog maar een recent interessegebied in de medische wereld. Over het polyolen-metabolisme in de mens is er op zich nog niet zo veel geweten, uitgezonderd i.v.m. galactosemie. Er is een vermoeden dat er, al zijn het zeldzame aandoeningen, een onderdiagnose van aandoeningen in het suiker- en polyolen-metabolisme is. Patiënten met galactosemie moeten een strikt dieet volgen waar geen galactose of lactose mag aanwezig zijn. Voor het opsporen van deze suikers in voeding is deze methode zeker een vooruitgang. Maar niet alleen voor deze patiënten zou dit een verbetering zijn, ook lactose-intolerantie- of fructose-intolerantie-patiënten zouden er baat bij hebben.
Volgens de verwachting hadden de zuigelingen hogere lactoseconcentraties in urine in vergelijking met de kinderen ouder dan 1 jaar en de volwassenen. De zuigelingen jonger dan een maand worden in een aparte groep bekeken omdat hun metabolisme meestal nog niet stabiel is. In deze controlegroepen van zuigelingen jonger dan 1 maand en tussen 1 maand en 1 jaar, konden onvoldoende urinestalen bekomen worden om referentiewaarden op te stellen. Meer urinestalen in deze leeftijdsgroep moeten bepaald worden om referentiewaarden te kunnen opstellen. Met deze methode kan er voor kinderen ouder dan 1 jaar en volwassenen systematisch en routinematig worden gescreend naar deze aandoeningen.
Tags: clinical lab (mlt) |
Address
De Pintelaan 185
9000 Gent
Belgium |
Contacts
Traineeship supervisor
Veronique Stove
veronique.stove@ugent.be |
Traineeship supervisor
Birgitte Wuyts
brigitte.wuyts@ugent.be |